Muzikaal veelvraat Majid Bekkas uit Marokko keert na enkele vrijages met jazzmusici als Louis Sclavis terug naar zijn Afrikaanse roots. Naast de instrumenten die we van hem al gewend waren, zoals ûd, gitaar en gimbri (de basluit van de Marokkaanse gnawamuzikanten), neemt hij dit keer ook n’goni, balafon, kalimba, bouzouki en allerhande slagwerk voor zijn rekening. Partners in crime op dit verrassende album zijn onder anderen slagwerker Karim Ziad, saxofonist en bansurispeler Manuel Hermia en toetsenist Michael Hornek. In het eerste stuk drukt de kora van Mbemba Diabaté een zuidelijk stempel op de muziek, maar meteen daarna volgt de kenmerkende vraag-en-antwoord-zang van de gnawa. Na een wat pompeuze (en overbodige) aankondiging in het Engels stapt Bekkas over op wat hij Marokkaanse blues noemt. In plaats van een wiegende kamelentred horen we een jachtige galop, die wordt voortgestuwd door vurig spel op de rebab (vedel). Ook Desert Swing houdt de vaart erin, terwijl Bekkas zijn elektrische gitaar lekker laat janken en gieren en Ziad trefzekere klappen uitdeelt, onderbroken door een razende solo op darbouka door Mustafa Antari. Bekkas’ plokkende gimbrispel houdt de zaak bij elkaar. Sahara Tnadi biedt Bekkas volop gelegenheid om te schitteren als zanger. Het instrumentale Zagora Palms doet enigszins denken aan de muziek van de Libanese ûdspeler en componist Rabih Abou-Khalil. Niet alleen omdat Majid hier eveneens de Arabische luit bespeelt, maar ook door de complexe ritmische structuur en de fraaie saxofoonsolo van Hermia. Verrassend is Bekkas in de gedaante van singer-songwriter, als hij zichzelf in het melodieuze Mabrate Tessfa gitaartokkelend begeleid. Dan duikt er zelfs even een heus orkest op. Niks voor puristen, dit uiterst vrijpostige en veelzijdige album, maar voor muzikale omnivoren een regelrecht feestmaal. (Ton Maas)

Niks voor puristen, dit uiterst vrijpostige en veelzijdige album, maar voor muzikale omnivoren een regelrecht feestmaal. (Ton Maas)

Lien